Bij een bank kan één medewerker de hele bank tot faillissement brengen. Begin jaren negentig deed de jonge Baringsmedewerker Nick Leeson tegen de regels in grote speculatieve transacties op de Nikkei 225-index. Dat kon verborgen blijven omdat dit een enorme winst opleverde voor zijn werkgever. Hij was goed voor tien procent van de inkomsten van de bank. Er was op die manier voor de bank en voor de medewerker een prikkel om veel risico te nemen.
Zolang het geld binnen stroomde had niemand er belang bij om te wijzen op de grote risico’s, ook de klanten niet. Dat zou immers de winst drukken. Toen de winst tegenviel en omsloeg in verlies wilde niemand toegeven dat er niet volgens de regels was gehandeld. Een typisch voorbeeld van verlies aversie: een hekel aan verlies. Liever wilde men door meer te speculeren de winst weer op peil brengen.
Op 16 januari 1995 gokte Leeson op de beurs. Hij was er van overtuigd dat het niet mis kon gaan, want op basis van het verleden kon hij zien dat hij flinke winst zou maken. Een dag later vond de aardbeving van Kobe plaats en de Aziatische aandelenmarkten kelderden. Dat onwaarschijnlijke scenario wilde niemand zien. Nick Leeson leed enorme verliezen die hij met een laatste gok op een snel herstel van de beurs probeerde goed te maken. Deze stijging bleef uit en het verlies liep op tot 1,4 miljard dollar, twee keer zo veel als het handelskapitaal van de Barings Bank. Dit leidde tot de ondergang van de prestigieuze bank.